SCHULDIGE SCHEPEN

VPRO - GIDS februari 2009

 

 

‘De kade van de hel’ noemt Varlam Sjalamov de rede van Magadan aan de oostkust van Siberië in zijn kampmemoires ‘Berichten uit de Kolyma’.

Samen met twaalf duizend andere gevangenen klimt hij op 14 augustus 1937 terwijl ‘een koude motregen uit de sombere, egaal dofwitte hemel valt’, uit het ruim van het schip waarmee hij naar de Kolyma is vervoerd. ‘Wij zijn hier gekomen om te sterven,’ stelt hij gelaten vast.

 

Sjalamov zal zijn straf in de Kolyma overleven. Hij is een van de weinigen. De meesten van zijn lotgenoten, slachtoffers van Stalin’s Rode Terreur en gevangenen in de Goelag Archipel, sterven van kou en honger. Of worden geëxecuteerd. Honderdduizenden gevangenen liggen begraven in naamloze massagraven in de permafrost van de Kolyma.

 

Jarenlang hebben wij door Siberië gereisd en de ervaringen van de overlevenden opgetekend. Het waren huiveringwekkende verhalen: hoe de gevangenen over het spoor van de Transsib naar de haven van Nachodka werden vervoerd, niet ver van Wladiwostok. En vervolgens, over zee, opgesloten in het ruim van een vrachtschip, naar Magadan aan de Zee van Ochotsk.

Wij reisden naar de voormalige strafkampen die verspreid liggen over de Kolyma waar de gevangenen in de goudmijnen moesten werken, dag in dag uit, terwijl het kwik in de winter daalde tot minus 50 graden, of meer.

Wij bezochten het archief van de NKVD, de voorloper van de KGB, waar de dossiers van honderdduizenden gevangen liggen opgeslagen, politieke tegenstanders van Stalin.

 

Sjalamov arriveerde op het vrachtschip ss Kulu. Jevgenia Ginzburg, een andere beroemde gevangene die haar memoires optekende in Raderen van de Willekeur, werd vervoerd op de ss Dhzurma die zes duizend gevangenen kon stouwen in zijn ruim. Igor Petelin, de zoon van ‘een vijand van het volk’ ontscheepte in Magadan, net als Vadim Kozin, Rusland beroemdste bard in die jaren die in ongenade was gevallen. En Stefania Fjodorovna, een boerenmeisje uit de Oekraine wier enige misdaad was dat zij de dochter van een kulak was. En Zinaida Shepel die een paar velletjes papier had gestolen om een liefdesbrief te schrijven. En Nina uit Litouwen die had geweigerd om te dansen met de baas van de NKVD in haar dorp. Zij vertelden allemaal over hun leven in de Goelag, soms pijnlijk gedetailleerd.

 

 

Eén vraag heb ik tijdens al die reizen, al die gesprekken nooit gesteld: waar kwamen de schepen vandaan die u naar de Kolyma vervoerden? Ik noteerde soms weliswaar de namen: de Dhzurma, de Dalstroi, de Kulu maar vroeg nooit naar hun oorsprong, hun bouwjaar. Het leek niet relevant toen, een onbetekenend detail.

Tot ik het boek Stalin’s Slave Ships van Martin J. Bollinger las. Bollinger is geen journalist, geen slavist, geen wetenschapper. Hij heeft de Sovjetunie nooit bezocht. Zijn kennis van de Russische geschiedenis ging niet verder dan Dr. Zhivago. Maar op een avond in 1999 keek hij naar een documentaire op de Australische televisie over een Russisch schip, de Dzhurma dat in 1933 vastgelopen zou zijn in het pakijs in de buurt van de Wrangler Eilanden. Aan boord waren twaalf duizend gevangenen op weg naar de Kolyma. Geen van de gevangenen overleefden de tocht: wie stierf werd op het pakijs gesmeten, of opgegeten door de bewakers.

Geschokt dook Bollinger de scheepvaartarchieven in en onderzocht de ramp met de Dhzurma, volgens de documentaire de grootste zeeramp in de geschiedenis. En hij ontdekte dat de ramp nooit heeft kunnen plaatsvinden: de Dzhurma, het vermaledijde schip waarop ook Jevgenia Ginzburg naar de Kolyma werd getransporteerd werd pas in 1935 door de Russen aangekocht. In Amsterdam, bij de KNSM. Samen met nog een tiental andere schepen, zoals de Dalstroi en de Kulu, die oorspronkelijk de ss Almelo en de ss Batoe heetten. Het waren Nederlandse schepen die in dienst van de NKVD honderdduizenden gevangenen naar de Goelag Archipel hebben vervoerd tussen 1935 en 1956. Alleen al de ss Brielle zoals de Dzhurma oorspronkelijk heette, zou in totaal ongeveer 225.000 gevangenen in zijn ruim hebben gestouwd.

 

 

De Brielle en de Almelo worden zo meldt het Handelsblad op de voorpagina op 21 april 1935 ‘aan de Russische regeering’ verkocht.

De Nederlandse scheepvaart verkeert in de jaren dertig in een grote crisis. Een groot deel van de vloot is bij gebrek aan handel uit de vaart genomen. De enigen die niet lijken te lijden onder de wereldwijde depressie zijn de Russen. In 1934 bezoekt een Russische delegatie Nederland en koopt bij de Rotterdamse Stoomvaart-Maatschappij Nederlandsche Lloyd 34 middelgrote schepen. De burgemeester van Amsterdam, dr W.de Vlugt – tevens commissaris van de KNSM - reist naar Moskou op zoek naar handel. Hij komt terug met een order van 800.000 gulden voor baggermolens en zeeslepers.

 

 

In het voorjaar van 1935 komen de Russen weer naar Nederland. In de delegatie van Sovtorgflot bevindt zich ook Eduard Berzin, het hoofd van Dalstroi. Dalstroi is een onderafdeling van de NKVD (de voorloper van de KGB) die is opgericht om de Kolyma te ontwikkelen. Berzin koopt de Brielle, de Almelo en de Batoe en op het eind van de zomer arriveren de schepen in Nagodcha en beginnen met het transport van de gevangenen naar Magadan.

Eduard Berzin is een verlicht despoot, althans naar Sovjet standaarden. Hij behandelt zijn gevangenen goed. Zij ontvangen hetzelfde loon als de vrijwilligers en zij mogen in Magadan wonen.

 

Maar in 1937, twee jaar na de verkoop van de Nederlandse schepen, breekt de hel los in de Sovjetunie. Stalin rekent af met zijn politieke tegenstanders. Berzin wordt gearresteerd en terechtgesteld als ‘Japanse spion’. De nieuwe leider van de NKVD, Nikolai Ezhov start zijn schrikbewind: de Grote Rode Terreur. Binnen twee jaar worden minstens anderhalf miljoen burgers gearresteerd als ‘vijanden van het volk’ en 700.000 gevangenen worden in die korte periode geëxecuteerd.

De gevangenen in de Kolyma verliezen hun ‘privileges’ en worden opgesloten in kampen. Honderdduizenden gevangenen zullen omkomen van honger, kou en uitputting. Maar ieder jaar, als het ijs in de haven van Magadan begint te smelten, arriveren aan De kade van de Hel nieuwe scheepsladingen gevangenen in het ruim van de Dzhurma, Dalstroi en Kulu en de andere schepen van Dalstroi. Het zijn ‘slavenschepen’, volgens Bollinger, die burgerjournalist die de vraag wél stelde: waar kwamen de schepen vandaan? Uit Schiedam dus, en uit Amsterdam en Vlissingen. Van de werven van De Nieuwe Waterweg, De Nederlandsche Scheepsbouw Mij en de Schelde.

 

Martin J. Bollinger schreef als eerste over de vloot van Dalstroi in dienst van de NKVD: Stalin’s Slave Ships, Praeger Publishers

Marc Jansen en Nikita Petrov beschrijven het schrikbewind in de Sovjetunie: Stalin’s loyal executioner: Nikolai Ezhov, Hoover Institution Press

Robert Conquest publiceerde het standaardwerk over The Great Terror, Oxford University Press. Hij beweert in 1977 dat 3 ½ miljoen gevangenen in de ruimen van de schepen van Dalstroi naar de Kolyma zijn vervoerd. Drie miljoen gevangenen zouden zijn omgekomen of terechtgesteld. Sinds de archieven van de KGB zijn opengesteld wordt het cijfer van circa 800.000 gevangenen en 100.000 doden aangehouden door de meeste historici.

Varlam Sjalamov beschrijft zijn kampervaringen in Berichten uit de Kolyma, De Bezige Bij

Het Maritiem Museum in Rotterdam heeft een uitgebreid archief over de Nederlandse scheepvaart.

Biografie van burgemeester De Vlugt: Het Hoofd van de Stad, geschreven door Harm Kaal, 2008, uitgeverij Aksant

Ben Knapen publiceerde De Lange Weg naar Moskou , over de Nederlandse relatie tot de Sovjet-Unie 1917-1942.

Met dank aan:

Egbert Hartman, Hans Olink, Jacques van Gerwen, Dick Walda, Vladimir Suchatsky, Marc Jansen, Nancy Adler, Eveline Gilot, het Maritiem Museum Rotterdam, het ISSG, het Stadsarchief Amsterdam en het Nationaal Archief in Den Haag.